Afdrukken (pop-up)
Je bent hier: Diensten | Foton | Cd 'Je liefde nog' | Liedjesteksten

Liedjesteksten cd 'Je liefde nog'

Je liefde nog

Hoewel ik veel vergeten ben,
herinner ik me je liefde nog.
Hoewel ik jouw naam niet meer ken,
niet meer weet wie je bent,
hoewel ik niet meer begrijp wat je me zegt,...
Ik hoor je warme stem
diep in mij

Refrein
Met jouw ogen in mijn ogen,
en je armen om me heen
en ik die niet meer weet waar ik ben.
Maar toch
herinner ik mij je liefde nog.
Ja toch herinner ik mij je liefde nog.

Hoewel ik veel vergeten ben,
spreek je me aan.
Hoewel ik soms afwezig lijk,
kijk je me aan.
Hoewel ik jou soms niet herken,
noem je mijn naam.
Hoewel ik jou soms niet begrijp,
voel jij me aan.

Refrein
Met jouw ogen in mijn ogen,
en je armen om me heen
en ik die niet meer weet waar ik ben.
Maar toch
herinner ik mij je liefde nog.
Ja toch herinner ik mij je liefde

Hoewel ik veel vergeten ben
Herinner ik me je liefde.

We shall overcome

We shall overcome.
We shall overcome.
We shall overcome some day.
Oh deep in my heart,
I do believe.
We shall overcome some day.

Komt, vrienden in de ronde

Komt vrienden in de ronde
minnaars van ene stiel.
Ik zal u gaan verkonden,
hoe ik door ’t slijperswiel
de kost verdien voor vrouw en kind
schoon blootgesteld aan sneeuw en wind.

Refrein
Ter liere lom terla,
van linksom, rechtsom draait mijne steen
door het roeren van mijn been
ju ju ju ju ju ju ju ju !

De smid die moet hard werken
gestatig voor het vier.
hij durft zich niet versterken,
met ene kan goed bier
terwijl ik ga op mijn gemak,
soms ook wel met een leed’ge zak.

De schoenpik stijf gezeten
op zijne pikkelstoel.
zou kaas en droog brood eten,
maar als ik nood gevoel
dan slijp ik tot de avond toe
en zo heb ik nooit arremoe.

Dementie

De deur is dicht
Waar is mijn sleutel?
Waar is mijn vrouw?
Ik zie ze niet...

Haar kapper?- zou ik moeten weten...
Durf ik het aan? Nu ken ik nog de weg.
Ik kan gaan gluren in zijn zaak.
Sta wel voor gek als zij er niet meer is,
of er morgen pas zal komen...?

Voor Marie-Louise

Als het gebeurt dat je niet kunt slapen
omdat de regen slaat op het glas
of van de wind die het dak doet kraken
of dat je stappen hoort in het gras.

Kom dan bij mij om je te warmen.
Ik maak een kamer voor je klaar.
'K zal je wiegen in m'n armen
en je strelen door je haar.

Er komen soms van die donkere dagen
dat de lucht niet openklaart.
Het leven is soms zwaar te dragen,
dat je liever niet geboren was.

Kom dan bij mij om je te warmen.
Ik maak een kamer voor je klaar.
'K zal je wiegen in m'n armen
en je strelen door je haar.

Zeg toch nooit : Ik wil niet meer leven.
Met jouw dood is niemand gebaatd
Dankzij jou heb ik dit geschreven
jij die mijn lied zo goed verstaat.

Kom dan bij mij om je te warmen.
Ik maak een kamer voor je klaar.
'K zal je wiegen in m'n armen
en je strelen door je haar.

Als mijn gezang gedaan zal raken
en ik niet meer weet
wat nog verteld
Als het gebeurt dat ik niet meer kan slapen
van 1000 angsten ben gekweld.

Kom ik bij jou om me te warmen
Maak dan een kamer voor me klaar
Wieg me in je armen
en streel me door m'n haar.

Kom ik bij jou om me te warmen
Maak dan een kamer voor me klaar
Wieg me in je armen
en streel me door m'n haar.

Streel me door mijn haar
Streel me

Ik hou van u

We waren bijna echt vergeten,
Hoe schoon de zomer wel kan zijn.
Zonder zorgen en zonder regen,
Hoe schoon de zomer hier kan zijn.
We waren uit het oog verloren,
Hoe warm een weiland wel kan zijn.
Open de vensters en open de ogen,
En zie hoe schoon de zonne schijnt.

Ik hou van U, Ik hou van U, Ik hou van U,
Ja, Ik hou van U, Ik hou van U, Ik hou van U.

Geef me een kus,... Geef me een kus..., Geef me een kus,
En vlug, voor de laatste bus.

We waren bijna echt vergeten,
Hoe schoon de zomer wel kan zijn.
Zonder zorgen en zonder regen,
Hoe schoon de zomer hier kan zijn.

Ik hou van U, Ik hou van U, Ik hou van U,
Ja,Ik hou van U, Ik hou van U, Ik hou van U.

Geef me een kus,... Geef me een kus..., Geef me een kus,
En vlug, voor de laatste bus.

Geef me een kus,... Geef me een kus..., Geef me een kus,
En vlug, voor de laatste bus.

Ik hou van U, Ik hou van U, Ik hou van U,
Ja, Ik hou van U, Ik hou van U, Ik hou van U.

Lalalalala, Lalalalala, Lalalalala,
Lalalalala, Lalalalala,
Geef me een kus.

De Roos

Men zegt van liefde dat ze zacht is
Als een lief en teder woord
Men zegt van liefde dat ze hard is
En zo vaak het geluk vermoordt
Men noemt haar hunker en verlangen
Men noemt haar redder in nood
Ik zeg dat liefde als een bloem is
Waarop de zon haar stralen strooit

Ze is het hart zo bang en breekbaar
Zo wankel en zo broos
Ze is de droom bang voor 't ontwaken
Omdat ze dan de waarheid hoort
Ze wacht op wie haar nu wil plukken
Op wie haar tranen steelt
Zo bang om vroeg te sterven
Voor ze werkelijk heeft geleefd

En is de nacht zo koud en eenzaam
Duurt het wachten veel te lang
Denk dan maar dat geluk alleen is
Voor wie er hevig naar verlangt
Denk dan maar dat bittere winters
En dikke lagen sneeuw
Nog nooit hebben verhinderd
Dat de roos hen overleeft.

Ik observeer wel eens

Ik observeer wel eens hoe wolken overvaren.
Ook gras houdt vaak mijn aandacht gaande.
Maar ik vergeet wat zij me heeft verteld.

Mensen met wie ik heb gepraat: vervlogen.
De kleren van bezoekers, van mijn vrouw: verdampt.
Ken ik de man die mij de hand komt drukken?
En moet ik weten over wie mijn buur het heeft?

Ik weet al lang dat ik mezelf niet ken.
Begin me stilaan af te vragen of ik er wel ben.

De zilveren vloot

Heb je van de Zilveren Vloot wel gehoord,
De Zilveren Vloot van Spanje?
Die had er veel Spaanse matten aan boord,
En appeltjes van Oranje;
Piet Hein, Piet Hein, Piet Hein, zijn naam is klein.
Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot:
Die heeft gewonnen de Zilveren Vloot!
Die heeft gewonnen, gewonnen, de Zilvervloot!

Zei toen niet Piet Hein met een aalwarig woord:
Wel, jongetjes van Oranje.
Kom klim ‘reis aan dit en dat Spaanse boord.
En rol me die mat van Spanje!
Piet Hein, Piet Hein, Piet Hein, zijn naam is klein.
Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot:
Die heeft gewonnen de Zilveren Vloot!
Die heeft gewonnen, gewonnen, de Zilvervloot!

Klommen niet de jongens als katten in ’t want,
En vochten ze niet als leeuwen?
Ze sloegen de Spanjers wel duchtig te schand,
Tot in Spanje klonk hun schreeuwen.
Piet Hein, Piet Hein, Piet Hein, zijn naam is klein.
Zijn daden bennen groot, zijn daden bennen groot:
Die heeft gewonnen de Zilveren Vloot!
Die heeft gewonnen, gewonnen, de Zilvervloot!

Kwam er nu nog eenmaal zo’n Zilvere Vloot,
Zeg, zou je lui nog zo kloppen?
Of zoudt gij u veilig, en buiten schoot,
Maar stil in je hangmat stoppen.
Wel, Neerlands bloed, dat bloed heeft nog wel moed!
Al bennen we niet groot, al bennen we niet groot,
We zouen winnen een Zilveren vloot!
We zouen winnen een Zilvervloot!

Gracias a la vida

Gracias a la vida que me ha dado tanto.
Me dió dos luceros que cuando los abro,
perfecto distingo lo negro del blanco,
y en el alto cielo su fondo estrellado,
y en las multitudes el hombre que yo amo.

Gracias a la vida que me ha dado tanto.
Me ha dado el oído que en todo su ancho
graba noche y día grillos y canarios,
martillos, turbinas, ladridos, chubascos,
y la voz tan tierna de mi bien amado.

Gracias a la vida que me ha dado tanto.
Me ha dado la marcha de mis pies cansados.
Con ellos anduve ciudades y charcos,
playas y desiertos, montañas y llanos,
y la casa tuya, tu calle y tu patio.

Gracias a la vida que me ha dado tanto.
Me dió el corazón que agita su marco,
cuando miro el fruto del cerebro humano,
cuando miro al bueno tan lejos del malo,
cuando miro el fondo de tus ojos claros.

Gracias a la vida que me ha dado tanto.
Me ha dado la risa, me ha dado el llanto.
Así yo distingo dicha de quebranto,
los dos materiales que forman mi canto,
y el canto de ustedes que es el mismo canto,
que el canto de todos que es mi propio canto.

Gracias a la vida, gracias a la vida,
gracias a la vida, gracias a la vida.

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.
Het gaf mij twee ogen zodat wanneer ik ze open,
ik perfect het donker van het licht onderscheid,
en in de hoge hemel zijn diepte vol sterren,
en in de massa’s de man die ik liefheb.

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.
Het heeft mij het gehoor gegeven dat in al zijn omvang
opneemt, ‘s nachts en overdag, krekels en kanaries,
hamers, turbines, geblaf, stortbuien,
en de tedere stem van mijn fijne lief.

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.
Het heeft mij de voortgang van mijn vermoeide voeten gegeven.
Met hen ging ik naar steden en plassen,
stranden en woestijnen, bergen en vlakten,
en jouw huis, jouw straat en jouw binnenplaats.

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.
Het gaf mij m’n hart dat opgewonden klopt,
wanneer ik de vruchten zie van het menselijk brein,
wanneer ik het goede zie ver weg van het kwade,
wanneer ik in het diepst van je heldere ogen kijk.

Dank aan het leven dat me zoveel heeft gegeven.
Het heeft mij vreugde gegeven, het heeft me verdriet gegeven.
Zo onderscheid ik geluk van verlies,
de twee elementen die mijn lied vormen,
en het lied van jullie dat hetzelfde lied is,
als het lied van allen dat mijn eigen lied is.

Dank aan het leven, dank aan het leven,
dank aan het leven, dank aan het leven.

La vie en rose

Des yeux qui font baisser les miens,
Un rire qui se perd sur sa bouche
Voilà le portrait sans retouche
De l’homme auquelle j’appartiens.

Quand il me prend dans ses bras,
Il me parle tout bas;
Je vois la vie en rose.
Il me dit des mots d’amour,
Des mots de tous les jours,
et ça me fait quelque chose.
Il est entré dans mon coeur,
Une part de bonheur,
Dont je connais la cause,
C’est lui pour moi,
Moi pour lui dans la vie,
Il me l’a dit, l’a juré pour la vie.
Et des que je l’ aperçois
Alors je sens en moi,
Mon coeur qui bat...

Des nuits d’amour à plus finir
Un grand bonheur qui prend sa place
Les ennuis, des chagrins s’effacent
Heureux, heureux à en mourir

Misschien moet ik terug

misschien moet ik terug
naar dat landschap van zure weiden,
sparrenbossen, donker, heide,
troosteloos en stug

luisteren naar de knaap die ik was
lopend over verende naalden
tot bij een ven: versleten glas

wie ik ben ziet wie ik was
in een doofstomme spiegel

wat spreekt is het wintergras,
zijn de dingen: brem, bramen,
de geur en smaak van hars

ik beroes mij aan hun namen
aan het zuur gebeten beeld
een landschap godverlaten
waarin een weke jongen speelt

Alegria

Alegría, come un lampo di vita.
Alegría, come un pazzo gridare.
Alegría, del delittuoso grido
Bella ruggente pena, seren
Come la rabbia di amar
Alegría, come un assalto di gioia

Alegria, I see a spark of life shining;
Alegria, I hear a young minstrel singing.
Alegria, beautiful roaring scream
Of joy and sorrow, so extreme.
There is a love in me raging
Alegria, a joyous magical feeling.

Alegría, come un lampo di vita.
Alegría, come un pazzo gridare.
Alegría, del delittuoso grido
Bella ruggente pena, seren
Come la rabbia di amar
Alegría, come un assalto di gioia

Del delittuoso grido
Bella ruggente pena, seren
Come la rabbia di amar
Alegría, come un assalto di gioia

Alegría, como la luz de la vida
Alegría, como un payaso que grita
Alegría, del estupendo grito
De la tristeza loca Serena, Como la rabia de amar
Alegría, como un asalto de felicidad

Del estupendo grito
De la tristeza loca Serena, Como la rabia de amar
Alegría, como un asalto de felicidad

There is a love in me raging
Alegria, a joyous magical feeling

Vreugde, zoals het licht voor het leven.
Vreugde, zoals een wenende clown.
Vreugde, een geweldige schreeuw,
de schitteringen, het gekke verdriet
Zoals het verlangen lief te hebben.
Vreugde, als een vreugdesprong

Vreugde, ik zie een vonkje leven glinsteren;
Vreugde, ik hoor een jonge zanger zingen.
Vreugde, een ontroerende geweldige schreeuw
van vreugde en zorgen zo extreem.
Er woedt een liefde in mij.
Vreugde, een heerlijk magisch gevoel

Vreugde, zoals het licht voor het leven.
Vreugde, zoals een wenende clown.
Vreugde, een geweldige schreeuw,
de schitteringen, het gekke verdriet
Zoals het verlangen lief te hebben.
Vreugde, als een vreugdesprong

Vreugde, een geweldige schreeuw,
de schitteringen, het gekke verdriet
Zoals het verlangen lief te hebben.
Vreugde, als een vreugdesprong

Vreugde, zoals het levenslicht.
Vreugde, zoals een wenende clown.
Vreugde, een schitterende schreeuw,
van het gekke verdriet
Sereen

Zoals het verlangen lief te hebben.
Vreugde, als een vreugdesprong
Een schitterende schreeuw

Van het gekke verdriet
Sereen
Zoals het verlangen lief te hebben.
Vreugde, als een vreugdesprong

Er woedt een liefde in mij.
Vreugde, een heerlijk magisch gevoel

Spontane verjaardagswens

Mijn tijd krimpt

Mijn tijd krimpt. Ik loop op schaduwvlekken,
onttrek mij aan het boze oog van de zon.
Ik was er niet toen ik begon,
ik hoef er niet te zijn bij einde.

Den Haerynck

Mien moedre, Mien moedre, kocht nen harink,
hoemba, hoemba, te te re re re.
Mien moedre, Mien moedre, kocht nen harink.
’t Was nen harink zonder kop,
’t Was nen harink zonder kop.

Ze lei hem, ze lei hem voor de veistre,
hoemba, hoemba, te te re re re.
Ze lei hem, ze lei hem voor de veistre,
Maar ‘t was niemand die hem kocht,
Maar ’t was niemand die hem kocht.

Daar kwamen, daar kwamen twee sjandermen,
hoemba, hoemba, te te re re re.
Daar kwamen, daar kwamen twee sjandermen,
En ze dei’n den harink mee.
En ze dei’n den harink mee.

Mien moedre, mien moedre begoste te bleiten,
hoemba, hoemba, te te re re re.
Mien moedre, mien moedre begoste te bleiten,
En den harink blette mee.
En den harink blette mee.

Voglio una casa

Voglio una casa, la voglio bella
Piena di luce come una stella
Piena di sole e di fortuna
E sopra il tetto spunti la luna
Piena di riso, piena di pianto
Casa ti sogno, ti sogno tanto

Dididindi, Dididindi...

Voglio una casa, per tanta gente
La voglio solida ed accogliente,
Robusta e calda, semplice e vera
Per farci musica matina e sera
E la poesia abbia il suo letto
Voglio abitare sotto a quel tetto.

Dididindi, Dididindi...

Voglio ogni casa, che sia abitata
E più nessuno dorma per strada
Come un cane a mendicare
Perchè non ha più dove andare
Come una bestia trattato a sputi
E mai nessuno, nessuno lo aiuti.

Dididindi, Dididindi...

Voglio una casa per i ragazzi,
che non sanno mai dove incontrarsi
e per i vecchi, case capienti
che possano vivere con i parenti
case non care, per le famiglie
e che ci nascano figli e figlie.

Dididindi, Dididindi...

Ik wil een huis, een mooi huis,
Vol van licht, stralend als een ster,
Vol goed geluk en zonneschijn
Dat ’s nachts baadt in het maanlicht,
Waar plaats is voor een lach, maar ook voor een traan.
Ik verlang naar je, huis!

Dididindi...

Ik wil een huis voor veel mensen
Ik wil dat het een sterk en uitnodigend huis is
Stevig en warm, eenvoudig en écht,
Van vroeg tot laat weerklinkt er muziek
En poëzie nestelt er zich graag
Onder zo’n dak wil ik leven...

Dididindi...

Ik wil een huis dat bewoond wordt
Zodat niemand meer op straat hoeft te slapen
Bedelend als een hond
Niet meer wetend waarheen
En verstoten
Zonder dat ook maar iemand wil helpen.

Dididindi...

Ik wil een huis voor de jeugd
Die nooit goed weet waar af te spreken
En ook voor de ouderen,
Zodat ze kunnen samenleven met hen die hen dierbaar zijn
Ik wil een betaalbaar huis, voor een familie
Waar zonen en dochters worden geboren...

Dididindi...

Afscheidslied

Hier staat tot afscheid weer de jeugd,
In ’t rond bijeengeschaard.
En deze vrome dagen blijven diep
In ’t hart bewaard.

Refrein
Ik zeg u geen vaarwel mijn vriend
Dra zien w’elkander weer
Zodra de lente komt in ’t land
Zien wij elkander weer.

Dat elk nu neemt zijn vrienden hand,
En houde vastgesnoerd.
Zo gaan wij zonder wijlen langst de baan
Waar God ons voert.

Veel zalige uren sleten wij,
Als vrienden hier te gaar.
Dat God dit gastvrij oord
En zijn bewoners wel bewaart.